01 januari - 31 december
ma 9.00 - 17.00
di 9.00 - 17.00
woe 9.00 - 17.00
do 9.00 - 17.00
vr 9.00 - 17.00
za 9.00 - 17.00
zo 12.30 - 17.00
De Onze-Lieve-Vrouw-van-Leliëndaalkerk maakte aanvankelijk deel uit van het 17de-eeuwse klooster van de norbertinessen van Leliëndaal. Na de verwoesting van hun oude priorij in Hombeek tijdens de 16de-eeuwse godsdienstoorlogen zochten zij de veiligheid van de stad Mechelen op en richtten daar een nieuw klooster in.
De barokke kerk werd gebouwd tussen 1662 en 1672 naar ontwerp van de Mechelse beeldhouwer-architect Lucas Faydherbe. Het was zijn eerste grootschalige, zelfstandige opdracht als architect, een project dat allesbehalve vlekkeloos verliep. Zo verzakte de eerste versie van de voorgevel en diende deze deels heropgebouwd te worden.
De afschaffing van de contemplatieve kloosterorden door Jozef II in 1783 betekende het einde van de Mechelse nobertinessen. Hun klooster werd nog even in gebruik genomen door de ursulinen, maar in 1798 leidde de Franse Revolutie tot de openbare verkoop. Bovendien werden de christelijke symbolen in de voorgevel verwijderd: het beeld van Sint-Norbertus in de geveltop, de gebeeldhouwde monstrans in de gevelnis - en vermoedelijk ook het cherubijntje en de guirlande eronder - werden weggekapt. Heel wat van het oorspronkelijke meubilair werd toen verkocht en is nu terug te vinden in andere Mechelse kerken, zoals de prachtige preekstoel en communiebank, te bezichtigen in de Sint-Romboutskathedraal. De kerk kreeg allerlei bestemmingen - ze fungeerde zelfs even als magazijn en schrijnwerkerij - en verloor in 1825 zelfs haar barokke geveltop om kosten voor de restauratie uit te sparen.
Gelukkig keerde het tij tien jaar later, met de inrichting tot kapel van de voorbereidende afdeling van het Klein Seminarie. De echte ommezwaai kwam er in 1900 met de aankoop door de Mechelse jezuïeten, die de kerk haar oude pracht terug schonken. Zij restaureerden de voorgevel en vulden de lege plek in de top in met een levensgrote voorstelling van hun ordeheilige Ignatius van Loyola.
Onder leiding van de Mechelse architect Philippe Van Boxmeer namen zij ook het interieur onder handen. Om de kerk toegankelijker te maken vanuit de Bruul draaiden zij de indeling volledig om: het koor met het hoogaltaar en de halfkoepel verhuisde naar de achterzijde van de kerk en het orgeloksaal met de drie 17de-eeuwse bas-reliëfs kreeg een nieuwe plek aan de straatzijde. De Jezuïeten zorgden ook voor de verdere herinrichting met prachtige biechtstoelen en nieuwe schilderijen voor het hoogaltaar. Opmerkelijk is ook de Lourdesgrot, die een plaats kreeg in een speciaal daartoe gebouwde kapel. Gelukkig bleef dit interieur gespaard van de brand die tijdens de Tweede Wereldoorlog het kerkdak in de as legde. In 1995 gebeurde een gedeeltelijke restauratie van de binnenkant. Het nieuwe koormeubilair (altaar, ambo, credenstafeltje en stoelen van de voorgangers) is van Marcus Verschaeren. Een nieuwe vloer werd aangelegd met zwarte en witte tegels, naar een ontwerp van Marcus Verschaeren.
Ondanks de turbulente geschiedenis van de kerk straalt zij vandaag rust en harmonie uit. Een harmonie die voortkomt uit de perfecte samenhang van de 17de-eeuwse architectuur, de bewaard gebleven barokke kunstschatten en de waardevolle kunstwerken die er later aan toegevoegd werden. Maar kom u daar vooral zelf van vergewissen tijdens een bezoek.
Bronnen : Stedelijke dienst Monumentenzorg Mechelen
KIKIRPA : Fototheek online
Toerisme Mechelen
Ontsluitingsplan OLV van Leliendaal p 31
In de balustrade van het doksaal, dat zich sinds begin 20ste eeuw aan de straatkant bevindt, zijn drie houten bas-reliëfs uit de tijd van vlak na de bouw van de kerk verwerkt. Wie ze heeft gemaakt, weten we niet. Ze stellen scènes uit het leven van de heilige Norbertus voor:
- Maria reikt Norbertus en zes andere monniken het Jezuskind aan om het te aanbidden
- Norbertus heeft een visioen van een massa pelgrims
- Norbertus sterft, te midden van biddende religieuzen
De drie bas-reliëfs werden rond 1810 verworven door de Sint-Romboutskathedraal maar ze kwamen al in de negentiende eeuw terug. Er was intussen wel een vierde gemaakt, omdat dit in de Sint-Rombouts voor meer symmetrie zorgde. Het vierde paneel is dan ook een eeuw jonger dan de drie oorspronkelijke en stelt niet Norbertus, maar Rumoldus (of Rombout) voor. Het bevindt zich vandaag de dag, ontdaan van de witte verf, onder het doksaal
Het hoofdaltaar van bouwmeester Lucas Faydherbe is tien meter hoog. Alleen de onderbouw is in marmer gehouwen. De rest is in hout gesneden en met marmerimitatie beschilderd. Het schilderij was aanvankelijk van Rubens’ leerling Pieter Thijssens (1624-1677), maar werd in 1905 vervangen door een werk van Jan Willem Rosier (1858-1931). Maria wordt op het middenpaneel vereerd door de drie zogeheten ‘jeugdheiligen’ van de jezuïeten: Stanislas Kostka, Jan Berchmans en Aloysius Gonzaga. Op de zijluiken zien we links de ordestichter Ignatius van Loyola die de goedkeuring van de paus krijgt, en rechts zijn vriend, tijd- en landgenoot Franciscus Xaverius, die missioneerde in het Verre Oosten.
De 17de-eeuwse straatgevel in blauwe hardsteen en witte natuursteen telde aanvankelijk drie bouwlagen, waarvan de bovenste in de vorm van een hals. Pal in het midden stond de heilige Norbertus, de stichter van de norbertijnen orde. In de nis daaronder was een gesculpteerde monstrans te zien, een vast attribuut van de heilige die erom bekendstond dat hij de leer van de eucharistie tegen ketters had verdedigd.
In de eerste decennia van de 19de eeuw raakte de top van de gevel in slechte staat en werd ze afgebroken. Van de beelden bleef niets bewaard. Wat we nu zien, is een 18de-eeuws beeld van Maria met kind en een beeld van de jezuïetenstichter en -heilige Ignatius van Loyola (1909).
De twee kleine deurtjes links en rechts maakten het mogelijk dat ook ‘gewone’ gelovigen de kloosterkerk konden betreden. Die was dus niet exclusief voorbehouden voor de norbertinessen. Wie binnenkwam, deed dat tot begin 20ste eeuw meteen naast het hoofdaltaar, wat hoogst ongewoon is.
De jezuïeten, die na hun opheffing in 1773 sinds 1868 terug in Mechelen waren, kopen rond 1900 de kerk en het aanpalende gebouw links. Ze laten ingrijpende veranderingen uitvoeren. Uit deze tijd dateren de in de wanden ingewerkte biechtstoelen, met hun lambrisering en de daarin gegraveerde koperen kruisweg, en met erboven een reeks van acht schilderijen over het leven van Maria door schilder Jan Baptist Anthony (1857-1930).
Buiten de eigenlijke kerkruimte lieten de jezuïeten tegen de zuidelijke gevel een kapel aanbouwen om er een Lourdesgrot onder te brengen. Zoals meestal bevindt er zich ook een stuk steen van de ‘echte’ grot in Lourdes, om de oorspronkelijke kracht van de mirakelplek letterlijk over te brengen naar de kopie. De jezuïeten hadden een uitgesproken Mariadevotie en hadden al een Lourdesgrot toen ze – tot 1901 – aan de Schuttersvest woonden. Er staan in Vlaanderen overigens talloze Lourdesgrotten, met de bijbehorende ex voto’s als dankbetuigingen voor een genezing of een andere gunst.
Onze-Lieve-Vrouw van Leliëndaal is letterlijk een ‘omgekeerde’ kerk: toen de jezuïeten haar begin 20ste eeuw kochten van de Commissie van Openbare Onderstand, hebben ze het interieur 180 graden gedraaid. Concreet werden het koor en het altaar met daarboven de koepel van de oostkant (de straatzijde) overgebracht naar de westkant. Omgekeerd verhuisde het doksaal, waar de zusters ooit de eucharistie volgden, naar de straatkant. Het hele interieur werd bij die gelegenheid ook opgefrist. De omkering vergemakkelijkte de psychologische toegang voor ‘gewone’ mensen: binnenkomen naast het altaar, zoals voordien gebeurde, was voor kerkgangers ongewoon.