De oprichting van de St Bavokerk als parochiegebedsruimte gaat terug tot de 10e eeuw na Chr , wanneer de Duitse keizer Otto II op aanvraag van de monniken van de Gentse St.-Baafsabdij de hun ontnomen bezittingen teruggaf. Vandaar dan ook Sint Bavo als patroonheilige.
Recente opgravingen toonden aan dat er reeds in de 9e-10e eeuw een driebeukig kerkgebouw bestond met een koor en een westtoren. Dit gemetste bouwwerk stond wellicht bovenop een houten kerkje dat als oorspronkelijke bidplaats dienst deed.
Uit geschriften blijkt dat omstreeks 1430 er reeds sprake was van een stenen, gemetst gebouw met gotische gewelven. Tijdens de godsdienstoorlogen, een eeuw later, werd de kerk door brandstichting ernstig beschadigd en werd ze vervolgens circa 1640 heropgebouwd. Wanneer men omstreeks 1841 de toelating bekomt om twee zijbeuken aan het transept bij te bouwen, wordt de kerk vergroot. Steeds met respect en behoud van de (laat)-gotische bouwstijl.
Wat het interieur betreft, kan men naast de uit hout gesneden preekstoel, bogen op een reeks glasramen die in 1864-1865 werden aangebracht in het hoogkoor. Zij beelden het leven van een aantal heiligen af. Drie ervan zijn een weergave van een voormalig (A° 1821-1824) pastoor van de St.-Bavo-parochie, namelijk de latere kardinaal en aartsbisschop Mgr Engelbertus Sterckx.
De drie altaren : het hoofdaltaar, het O.L.V altaar en het St-Josefaltaar, respectievelijk opgetrokken in marmer, hout en metaal dragen ertoe bij dat de ganse kerk in 1996 als cultureel erfgoed werd geklasseerd.