Minstens sinds de 16e eeuw staat er een bescheiden kapel ter beschikking van de gelovigen van het gehucht Villers-lez-Heest. Van deze periode zijn alleen een grafsteen en een ruiterstandbeeld van Sint-Joris overgebleven, die beide bewaard zijn gebleven in de hedendaagse kerk.
In 1738 besloten een aantal buurtbewoners dat de kerk te klein en vervallen was en het gebouw werd herontwikkeld in combinatie met de bouw van het kasteel ernaast.
Op 11 februari 1889 voorzag een koninklijk besluit in de oprichting van een nieuwe onafhankelijke parochie voor het dorp Villers-lez-Heest, dat aanzienlijk meer inwoners telde dan voorheen. Het kerkbestuur besloot onmiddellijk een echte kerk te bouwen op de plaats van de oude kapel, niet ver van de fontein Saint-Georges, aan de voet waarvan jonge ouders tot de Britse heilige baden om de "melkkorst" of "kwaal van Saint-Georges" van hun kind te genezen.
De huidige kerk in Villers-lez-Heest werd daarom in 1891 gebouwd door architect Jamar, vlak naast de kapel uit 1845 die al gewijd was aan dezelfde Saint-Georges. De plannen voor het nieuwe gebouw gewijd aan de beschermheilige van Engeland waren bijzonder gedurfd en origineel voor de regio, omdat het in de Angelsaksische ogivale stijl was. Het gebouw, gemaakt van zandsteen en kalksteen, heeft drie schepen en een karakteristieke toren met kantelen.