01 januari - 31 december
ma -
di -
woe 9.00 - 12.00
do -
vr 8.00 - 12.00
za -
zo 10.00 - 12.00
DVD voorstelling
+32 3 771 51 31
Temse staat bekend als eerste gekerstende gemeente van het Land van Waas. Het was de heilige Amelberga die er een eerste bedehuis stichtte rond 770, maar daarvan zijn tot op heden geen sporen teruggevonden. Sinds de 13de eeuw bestaat de Amelbergabedevaart.
De dekenale Onze-Lieve-Vrouwekerk is zichtbaar vanop de Scheldebrug. Samen met de toren van het gemeentehuis vormt ze een van de fraaiste dorpsgezichten van de streek. De kerk is ’s avonds integraal verlicht. Temse is tevens de gemeente van de zalig verklaarde priester Poppe (cf. monument voor de kerk) en van stripfiguur Jommeke (cf. monument aan de bibliotheek).
De laatgotische Onze-Lieve-Vrouwekerk is een driebeukige hallekerk in Ledische kalkzandsteen die tot stand kwam na een ingewikkelde bouwgeschiedenis op de fundamenten van de Sint-Amelbergakapel. De achtzijdige vieringtoren met peervormige spits werd pas in 1720-1721 voltooid naar ontwerp van Temsenaar Egidius Adriaan Nijs. Het interieur bevat een reeks meubels en beeldhouwwerken van dezelfde kunstenaar en van zijn zoon Philippus, respectievelijk in classicerende barok- en rococostijl. In 1886-1888 werd de benedenkerk uitgebreid onder leiding van architect Pieter Van Kerkhove. Rond de eeuwwisseling realiseerde Mathias Zens nieuwe neogotische altaren voor de kerk.
Bibliografie:
VAN DEN STORME., De Onze-Lieve-Vrouwekerk van Temse, Temse, 1989.
1250 jaar heilige Amelberga en haar kerk in Temse.
Deze barokke preekstoel in (geboende) eik kan omschreven worden in een omgekeerde afgeknotte piramide met een hoogte van 4,15 m op een sterk geprofileerd en getand basement met een wereldbol waarop het diagonaal geschikt beeld van de H. Amelberga rust in koninklijk gewaad met scepter, het kruis omarmend, met de maagdenkroon gedragen door een engeltje en aan haar voet de legendarische steur.
De 4 evangelisten omringen haar: de leeuw, de stier, terwijl de engel en de arend de kuip ondersteunen. De rechte steektrap met weelderig versierde trapleuningen vangt aan met trapstijlen gevormd door de beelden van Mozes en Johannes de Doper. De sterk geprofileerde en ingesneden kuip is versierd met 3 medaillons van de heilige familie.
Het ruime klankbord, gedragen door 2 engelen heeft de vorm van een vierpas waarvan de lobben versierd zijn met twee engeltjes en de zwikken met overvloedhoornen. Het geheel is een voldragen barok-produkt dat door zijn opbouw en versiering de wetten van de zwaartekracht uitdaagt. Het schrijnwerk is van Jose de Lamotte, het beeldhouwwerk van Egidius Adrianus Nijs, geboren te Antwerpen op 6 juni 1683 en overleden te Temse op 21 april 1771. Hij was leerling bij Andries van den Base en bij Hendrik-Frans Verbrugghen. Hij huwde op 6 februari 1707 met Johanna-Catherina van der Beke die verongelukte op 15 november 1726.
De koorgestoelten in (geboende) eik tegen de noordelijke en zuidelijke kerkmuren bevonden zich oorspronkelijk in het middenkoor. Ze bestaan uit een eerste deel met rechthoekige platte grond met 10 zitplaatsen, een deurpaneel en een deel met een doorlopende cirkelvormige zitbank. De hoogte van het gestoelte is 3,83 m, de diepte 1,52 m en de totale lengte inclusief de deur in het midden, 12,59 m.
De rechthoekige gedeelten dateren van 1710-1712, het schrijnwerk is van de gebroeders Judocus en Egidius De Cauwer, het beeldhouwwerk van Egidius Adrianus Nijs en de stijl is barok. De cirkelvormige zitbanken dateren van 1764-1766, het schrijnwerk is van de gebroeders De Cauwer, het beeldhouwwerk is ontworpen door Filips Nijs maar werd uitgevoerd door Cornelius van Daele. De rugpanelen bestaan afwisselend uit hermenbeelden en medaillons. De overvloedige versieringen met florale motieven zijn voor het rechte gedeelte in barokstijl en voor het gebogen gedeelte in rococostijl. De iconografie van beelden en medaillons werd bepaald door de Oratorianen, inzonderheid door Pater Gillis Smet, pastoor en besteller van de gestoelten. De weelderige versierselen, de medaillons en de beelden zijn van voormelde beeldhouwers.
Deze biechtstoel in de noordelijke zijbeuk is één van de twee barokke biechtstoelen gemaakt tussen 1714 en 1716, waarvan het schrijnwerk gemaakt werd door Matheus de Bock en het beeldhouwwerk door Egidius Adrianus Nijs. Hij is van het open type en heeft een segmentboogvormige kroonlijst.
In het front bevinden zich de levensgrote allegorische beelden van de “Meditatio” en de “Penitentia”. De achterzijde wordt afgesloten door de hermenbeelden “Timor Dei” en “Humilitas”. Centraal op het rugpaneel bevindt zich het zweetdoek van Veronica met links en rechts een medaillon met het borstbeeld van een man en een vrouw. In het centrale boogveld bevindt zich het medaillon met het borstbeeld van de evangelist Johannes, gedragen door een arend. Op de kroonlijst worden de guirlandes gedragen door twee engeltjes. De biechtstoel heeft en hoogte van 4,27 m, een breedte van 3,23 m en een diepte van 1,36 m. Het geheel is uitgevoerd in (geboende) eik.
Het praalgraf van ridder Roeland Lefèvre en zijn echtgenote dateert van 1517. Het is een nisgraf met een hoogte van 3,65 m en een diepte van 1,45 m in laatgotische en vroeg- renaissancestijl, uitgevoerd in Doornikse kalksteen, toetssteen en zandsteen en naar de stijl toe te schrijven aan Jan Van Roome, alias Van Brussel. Roeland Lefevre was na de H. Amelberga (690-772) de eerste wereldlijke heer en grote weldoener van Temse. Hij overleed in Middelburg op 30 september 1517 en zijn echtgenote Hadewigis van Heemstede overleed op 22 december 1517. Beiden liggen op de dekplaat van de tombe (h. 1,27 m x 2,34 m en diepte 1,45 m), Roeland in harnas en wapenrok, Hadewigis in een plooirijke mantel.
Het gebrandschilderd glas-in-loodraam, de H. Amelberga steekt de Schelde over, is één van de 16 neogotische gebrandschilderde glasramen (breedte ongeveer 2,10 m en hoogte ongeveer 7,80 m) in de 3 koren van de kerk. Zij verbeelden het leven van Onze-Lieve-Vrouw, patrones van de kerk, het leven van Christus en het leven van de H. Amelberga (690-772), patrones van Temse. Het neogotisch traceerwerk is schatplichtig aan de Engelse gotiek. De glasramen werden ontworpen en uitgevoerd tussen 1888 en 1904 door het glazeniersatelier “Bethune Jean-Baptist (1821-1894) - Verhaeghen Arthur (1847-1917)”, beiden medestichters van de Sint-Lucasscholen.
De doopvont staat naast het westelijk tochtportaal. Zij is uitgevoerd in blauwe hardsteen met een hoogte van 1,22 m, een bekkendiameter van 0,84 m en een geprofileerde voet van 0,56 m. De stijl is renaissance : de kolom en het bekken zijn versierd met knorren en knoppen die samen met de bekkenrand en de voet gepolijst zijn. Aan weerszijden van het bekken zijn twee wapenschilden gebeiteld en gepolijst: het ene van de familie Verstraeten en het andere in ruitvorm van de families Verstraeten-Moenis, waarvan de leden in 1616 in de kerk werden begraven.
Deze 17de eeuwse schilderij is een triptiek op hout met taferelen uit het leven van de H. Amelberga (Rodange 690-Temse 772), patrones van Temse. Het middenpaneel meet 2,20 m x 1,85 m, de zijpanelen elk 2,20 m x 0,90 m.
Het middenpaneel stelt Amelberga voor die te Mater door Karel Martel wordt overvallen (foto), het linker zijpaneel stelt Karel Martel voor die Amelberga zoekt, het rechter zijpaneel stelt de H. Amelberga voor met de Heilige Landrada en de Heilige Willibrord.
Spijts talrijke overschilderingen vertoont het schilderij door zijn kontrastrijke lichtbehandeling de invloed van Caravaggio. Het werk wordt toegeschreven aan Jean-Baptist De Saive (Sayve) (Namen 1540-Mechelen 1624).
Religieus erfgoed rondom Temse-Hamme. Welkom in het land van de broeken, de slikken en de schorren. De rivieren de Durme en de Schelde zijn een zegen gebleken maar even vaak een vloek! Overstromingen waren schering en inslag. De Kerk en abdijen traden vaak op als beschermers.